verzenden:


Overrompeling schans bij Sluis en plundering Ameide in 1672

n "Oud Hollandse teksten " zijn de gebeurtenissen bij, op en rond de schans beschreven. De onderstaande selectie van verslagen van ooggetuigen en directe betrokkenen geeft een beeld van hetgeen zoal plaatsvond. In het kort, in de nacht overrompelden de Fransen de schans bij Sluis, plunderden Ameide, staken huizen in de brand en gingen daarbij weinig zachtzinnig te werk.

Francois de Bonne

e Franse legermacht werd gevormd door de troepen van Maarschalk Luxembourg, François Henri de Montmorency-Bouteville (1) onder bevel van Francois Emile de Blanchefort de Bonne, graaf van Sault (2) .
De troepen uit Utrecht en Culemborg verzamelden in Vianen. Als gids dienden 4 gedeserteerde soldaten die zeer goed op de hoogte waren van de situatie ter plaatse.
Aangezien de polders van de Vijf-Heerenlanden en de Alblasserwaard in Juni waren geinundeerd, dat wil zeggen opzettelijk onder water waren gezet, was Ameide alleen vanuit Lexmond over de Lekdijk bereikbaar.
De uiterwaarden, het buitendijkse gebied tussen de rivier en Lekdijk konden echter niet worden geinundeerd. Een uiterwaarde komt alleen bij hoge rivierstand onder water en is in de winter normaal zeer goed begaanbaar. De uiterwaarden van de Lekdijk bij Sluis konden echter onder vuur worden genomen door de kanonnen van twee uitleggers, schepen die bij de steenfabriek op de Lek voor anker lagen.
Bij Sluis had het Staatse leger voor de verdediging een schans gebouwd die onder commando stond van kolonel Joseph Bamphield
(3) .
Overdag bood dit goede bescherming, de vlakke uiterwaarden en buitendijkse zijkant van de dijk lagen binnen het vuurbereik van de schepen, de vlakke top en binnendijkse zijkant van de dijk lagen in het vuurbereik vanuit de schans en de polder was geinundeerd en dus niet begaanbaar. Op een nachtelijke aanval was echter niet gerekend. Het was ook zeer ongebruikelijk om in de nacht aan te vallen. De situatie ter plaatse was echter verraden door 4 van de schans gedeserteerde soldaten. In het duister konden de Fransen door de uiterwaarden en de beschutting van de dijk voor de S-bocht in Sluis de verdedigingswerken zeer dicht benaderen zonder opgemerkt te worden. Zij werden daarbij geholpen door de gedeserteerde soldaten.

Het schoone Dorp Ameyde most met sijn puyn-hoop mede besuyren de opgevatte boosheyt der Franschen, want deselve op den 27. November om 4. uyren in de morgenstand, met meer als 800. man te voet en 200. te paard onder 150. Officiers, het Retrenchement, dat op den Dijk by de Sluys van takke-bosschen 6. a 7. voeten hoog, sonder Flanquen, Grachten en Borst-weeringen, en van achteren onges1ooten opgeworpen, en voor alleen met pallissaden beset was, over den hoogen Dijk, en door een nauwen binnen-weg furieuselijk quamen attaqueeren, werdende geleyt door 4. soldaten, die van desen post gedeserteert waren, en den Vyand de slechte constitutie van de fortificatie en besettinge hadden bekent gemaakt, als dat het heele Regiment, dat hier onder Colonnel Bamphielt post hielt, met de Mariniers van den Zee-Capiteyn Brakel, die voor een derde part met Morgen-sterren, voor een derde part met bijlen en halve-pieken, en voor 't resteerende derde part met snaphanen gearmeert waren, niet sterker was als 300. soldaten en 13. of 14 Officieren, onder dewelke groote siekte, ellende en alle disordre de overhand hadde, so dat sy niet geschroomt hadden opentlijk uyt te seggen, dat sy liever wilden vallen in handen van de Fransche, om daar minder miserabel te leven, als hier in alle de ellenden meer miserabel te sterven, en dat sy op ’t aankomen van den Vyand haare wapens liever wilden nedersmijten, als vechten, gelijk sy ook na eenig resistentie deden, salveerende sich elk om ’t seerste met de vlucht terug over den hoogen dijk, als de Vyand door de voorsz. Deserteurs om de pallissaden heen, tot aan de knyen door ’t water, binnen het Retrenchement wierde geleyt, daar hy ’t Quartier van den Colonnel Bamphielt aanstonts uytplonderde, en in koolen sette, en so voorts op ’t Dorp Ameyde aandrong.

n bovenstaande geschrift staan de volgende details


Tijdstip van de aanval: 4 uur in nacht zondag 27 november 1672.
Franse troepenmacht: meer dan 800 te voet en 200 te paard en 150 officieren, die worden geleid door 4 van de schans gedeserteerde soldaten, die de weg en de staat van het verdedigingswerk ter plekke goed kenden.
Regiment Kolonel Bamphield: 300 soldaten en 13 of 14 officieren, in matig weerbare staat door ziekte, slechte voeding en geringe bewapening: 1/3 snaphanen, 1/3 bijlen en halve-pieken en 1/3 morgen-sterren
(8)
Retrenchement of Verschansing: schans is 6 tot 7 voet hoog = 1,8 tot 2,1 meter, voor met pallissaden, achter ongesloten opgeworpen grond.

... De Fransen kwamen in een groote duysternisse aan de post, eenige chargien uitvoerendeonder het gedurig werpen van hantgranaten door hunne granadiers. De Commandant daer op beval het huys van den Sluyswachter Jan Adriaansz Verhoef in de brant te steken; op welk licht de vyant soo verre is gevordert, datse wel haast meester van die post geworden zijn; trekkende met vliegende vaandelen de schants in.
Hierop vielense met een schrikkelijk geroep van "tue, tue" en "gelte, gelte" Ameyde in: vallende terstont aan het plonderen, branden, slaan en dooden; al verwoestende en wechnemende dat sy beheerschen konden; dewijl de besettelingen schandelijck yder sijns weegs de vlucht namen.
meide wordt daarop door de Fransen geplunderd en in de brand gestoken. Wel vijfenveertig huysen binnen Ameide en achtien erbuiten worden afgebrand. Ook worden grove wreedheden jegens de burgerbevolking gedaan. Er worden mannen en vrouwen getrapt en geslagen zodanig dat zij eraan overlijden. Een zieke man in een bed van stro wordt met bed en al in de brand gestoken.

ij de schans aangekomen neemt Wirtz de schade op en constateert:


Fransen zijn alweer weg: Wel veel Fransen doden door de beschieting met schroot.
Enkel 2 doden van Bamphields regiment: Capiteyn Swansbel, een Luytenant, en een Vaandrig zwaar gewond, maar niet gevangen.
Schade aan de schans: Schans is intakt, enkel een palissade paaltje is afgeknapt.

"... Op de Sluyse ter Ameyden komende, hebbe ik het werk soodanig in sijn geheel gevonden, dat niet meer als een palissade was afgekapt ..."

et verslag van de bevindingen van Paulus Wirtz aan den Staten-Generaal:

Hoog-Mog. Heeren,
Mijn Heeren, U Hoog-Mog. kan mits desen onderdanig niet voor onthouden, hoe dat ik gisteren een paar uren voor den dag, omtrent de klokke vijf alhier schieten hoorende, en van den toorn en wal gewaar werdende, dat het ter Ameyden was, alwaar kort daar na een brant ontstont, gaf ik ordre, dat het volk soo voort in de wapenen soude komen: en het regiment guardes van sijn Hoogheyt s’avonts tevoren hier gekomen wesende, en noch in schepen aan de brug leggende; en also het gereetste zijde, liet ik Marquerque marcheren met de Heer Commandeur Golsteyn verlatende, dat soo ras de gecommandeerde van de andere regimenten gereet waren, de selve ook volgen souden. Als ik voor mijn persoon met eenige weynige ruyters, de welke hier leggen, voor-uyt gaande op ter Ameyde, recognolceerde, kreeg ik door eenige gevangens kontschap, dat die Post van Ameyde al overweldigt was; en dat de vyant, de welke over 800 man te voet, en 200. soo dragonders als ruyters sterk hadde geweest, nadat hy Ameyde uyt-geplondert en in den brant gesteken hadde, wederom geretireert was. Op de Sluyse ter Ameyden komende, hebbe ik het werk soodanig in sijn geheel gevonden, dat niet meer als een palissade was afgekapt. Ameyde was op verscheyde plaatsen in den brant gesteken, en een groot deel afgebrant; al evenwel zijn Kerk, Raat-huys en andere huysen noch blijven staan. Die in de Kerk in reserve bewaarde ammonitie, wierd ook noch daar in gevonden. Ik hebbe den Luytenant Colonel Kroneman met ses Compagnien van sijn Hoogheyts guardes, als de welke mij de eerste volgden, tot defensie en betere verbouwinge van de werken daar gelaten, tot dat het regiment van Sidlenitsky tot Schoonhoven, als waar toe de patenten jongst van Swammerdam afgesonden, sal zijn aangekomen, soo wanneer de Heer Marquis de Westerloo, de guarde sal af-lossen laten. Van ’t Bamphields regiment zijn op de Ameydische Sluyse doot gebleven Capiteyn Swansbel, een Luytenant, en een Vaandrig swaarlijk gequetst, maar niet gevangen. Die gene welke onse gevangens hebben sien wech voeren, seggen, by de tsestig geweest te zijn. Van de hare hebbe ik als boven recognosceren latende, seven gekregen; aan dooden eenige twintig getelt; soo veel ik uyt de plaatsen daar sy lagen judiceren konde, wel soo vele Franschen als van de onse; maar van het Bamphields regiment sullen wel vele verloopen weesen. Ik hebbe hem geheten, met het regiment tot Nieupoort te logeren, om het verlopen volk wederom by malkander te brengen. Waarmede Hoog-Mog. Heeren etc. Gorcum den 28. November 1672.

Getekent, P. Wirts.

anneer de Heer Wirts van Ameyde nu weder terugge gekeert was, is hem door brieven over den vorderen stant der saken het volgende bericht gedaan:

6 Hollandse soldaten werden door de Fransen gevangen genomen, waarvan 2 nog diezelfde nacht weer zijn ontsnapt.

als datter twee gevangenen van het Bamphieldshe regiment weder teruggekomen waren, die by nacht de Franschen ontliepen, de welke bericht deden, datter niet meer als ses gevangenen soo in als by de Franschen waren geweest; wegens de dooden datter dien dag twee-en-twintig begraven waren; onder de welke al eenige waren, die men voor Officieren mocht aansien; een was er noch te Lexmonde van hen gestorven, behalve de andere, die sy in de rivier geworpen of met sich gesleept hadden: nadat sy tot Vianen hadden bekent, souden sy sestien gequetsten hebben gehadt; onder de welke de Commandeur selver sou zijn geweest. Dese dooden en gequetsten, die de Franschen hier hadden gekregen, quamen hen van de Uytleggers, die met hun geschut met schroot geladen in den eersten aanval daar dapper onder gespeelt hebben. De heer Castelnau, aanvoerder van dese troepen, was mede een van de gequetsten; die daar na tot Uytrecht, beneffens noch drie andere Capiteynen, die mede op desen tocht waren geweest, aan hare wonden gestorven zijn. De huysvrou van desen Castelnau, was in Vrankrijk even te vooren van een jonge soon bevallen: en nu verstaande de doot van haar man, quam met haar drie kinderen voor den Konink, dede haar beklag, en wierd van sijn Majesteyt ook seer eerlijk met verscheydene ampten voor hare kinderen begiftigt. Ondertusschen was de Colonel Bamphield vast besig om sijn verloopen en verstrooyde regiment tot Nieupoort weder by een te vergaderen. Maar hij selfs wierd daar na beschuldigt (over wandevoiren in dese actie gepleegt), gevangen, en in ‘s-Gravenhage in de Casteleny versekert.


et verloop van de Franse aanval en hoe het met Ameide afliep wordt beschreven door Lambert van den Bosch in
"TONEEL DES OORLOGS, opgerecht in de Vereenigde Nederlanden door de wapenen van de koningen van Vrankrijk en Engeland, Keulschen en Munsterschen bisschoppen tegen de Staten der Vereenigde-Nederlanden"

Schade: vijfenveertig huysen afgebrand, en achtien buiten buiten Ameide, grove wreedheden en 8 burgerdoden worden vermeld.
Buitendijkse molens werden in de brand gestoken, 1 brandde af en 5 werden beschadigd.

Details Franse terugtocht:

"... In de eerste rye palissaden bleef een Fransch soldaat boven aan het scherp eynde achter in den bant van sijn broeck hangen:
daar hy soo lange hangen bleef, tot dat hy ten laatsten doot geschooten wierd ..."

Een Fransman soldaat is bij de terugtocht over de schans aan zijn broek blijven hangen en doodgeschoten.
De schans had een opgeworpen aarden wal aan kant van Ameide, waar hij opklom, zodat hij over de pallisade kon springen.
Hij bleef echter aan zijn broekriem hangen en werd over de kling gejaagd vanuit een bij de steenfabriek aan de Lek voor anker liggende uitlegger met geschut die met schroot schoot. Het verhaal gaat echter verder met een onverwachte wending

... Die overdag (denkende niemant dat sijn bundel so versien was, en elk hem daarom latende hangen) van een boerejongen los gemaakt wierd, die vier goude pistoletten uyt sijn sak haalde ...

toch een bijzonder detail dat dezen Fransman zo voorzien was, het heeft hem echter niet geholpen zijn lot werd hier beschikt.
Een ander stuk tekst laat zien dat de Hollanders dan weliswaar overrompeld waren, maar hun vlucht geenzins een hazenpad van onbetrouwbare mannen was.

"... Op Achthoven, omtrent de herberge van den Nobelen Baas,
wierd hunnen hoochgeachten Castelno door een jongen uyt de schants in sijn schouder geschooten ..."

Een van de mannen van de Schans had zich dus te Achthoven verstopt en aldaar rustig gewacht op de terugtocht van de Fransen.
Hij heeft daarbij een hoge aanvoerende officier uitgezocht, "de heer Castelnau" en geschoten.
Dat was raak, de hoogedelen man blies enkele dagen later te Utrecht zijn laatste adem uit.
"De heer Castelnau" was een zeer belangrijk man, namelijk Michel, marquis of Castelnau et de la Morissière
(6) .

Bij de plundering van Ameide heeft de predicant, dominee Edmundus Jonkhout, nog met de Fransen onderhandeld opdat

"... de kerk met de andere huysen beneden Dams behouden gebleven zijn ..."

Hij werd bij de terugtocht door de Fransen medegenomen, om zeker te zijn dat zij het beloofde geld ook zouden verkrijgen.
De Franse commandant voegde de gevangen predicant zijn mening over de krijgshaftige kolonel Bamphield toe

"... dat Bamphield een pultion was; hy was te vroeg deur gegaan; sy hadden hem niet eens in het werk gesien ..."

TONEEL DES OORLOGS

Hierop vielense met een schrikkelijk geroep van tue, tue Ameyde in: vallende terstont aan het plonderen, branden, slaan en dooden; al verwoestende en wechnemende dat sy beheerschen konden; dewijl de besettelingen schandelijck yder sijns weegs de vlucht namen.

De besondere voorvallen die ons hieromtrent voorgekomen zijn, willen wy den Leser niet onthouden. Onder allen heeft mede de Predicant Edmundus Jonkhout moeten aanhouden. In het huys van dese Predicant vielen vooreerst twee van de vyanden roepende en tierende als gevleesde duyvels alsse waren. Sy vatten den Predicant ten eersten met den eenen hant in den krop, en dreigden hem met de andere, gewapent met een enterbijl, den kop te kloven, onder het gedurig roepen van: tue tue allons allons gelte gelte: waarop de benauwde man in zijn zak schoot en hen toereykte al dat hij by hem hadde: dit nam de eene aan, zijnde soo veel hy vatten konde; en vreesende dat het hem ontjaagt sou worden, dede de deur van binnen toe, oversag sijn schat aen de kaers, die op de vloer stond: en vindende daar onder anderen een silverenzegel, met een signet aan wederzyde met een silvere keting, seyde bon bon, en stak sijn schat met eenen in syn sak. Daar op pakte hy des Predicanten vrou aan, die aan sijn zijde stond; sittende de dienstmaagt met het jongste kint op haren schoot, terwijl de twee andere kinderen in een slaapbank achter de Predicant vast bitterlijk schreiden. Sa Madam seyde sy, doone de I’argent, de gelte: het welke sy hem mede gaf; maar onder het geven sag de schelm een gouden hoep aan haar vinger blinken, daar hij terstond na greep; maar de vrouwe de hant toenijpende, riep: Man mijn ring; de ring soo wel als de andere goederen, antwoorde de goede heer daarop, hooren ons nu niet meer toe; geef, geef, ik vreese voor een erger: hetwelke sy niet gaerne willende doen, kreeg daarover een deel ysselijke kinnebakslagen; en den schelm dreygde voorts den vinger met syn enterbijl te sullen afhouwen: waardoor sy verschrickt, met groote verbaastheyt riep, hou daar schelm, sult ghy een swangere vrou soo slaan.

De andere, zijnde een Fransche dragonder, in het root gekleed, hebbende een langen muts met een rooden quast over syn rug afhangende, was ondertusschen in de groote kooken besig met des Predikantse Japonsen rok aan te trekken, en syn mantel daar over te hangen: hetwelk de eerste gewaarwordende, liep met een furie na binnen en begost met syn enterbijl de deur van de kas in stukken te hakken, hetwelk des Predicants vrouwe siende, deedse met de sleutel de kas open: de schelmen siende aan de eene zijde een geltkasje begonden hetselve met grooten haast aan stukken te slaan maar alsoose daar niet in vonden, zijnde de volgels gevlogen, begostense schrikkelijk te vloeken en te foeteren; en vielen met enige andere, die vast de voordeur inquamen, weder op een nieu aan het plonderen, soo dat de Predicant, siende geduriglijk dese nieuwe aankomen, een besluit nam, met sijn vrou en kinderen het huys te verlaten en ten besten te geven. Wanneer sij buyten de deur op het kerkhof quamen, sagen sij Ameyde in den lichten brant. Hij daar op begaf sich by enige Fransche Officieren, die op straat bij malkanderen stonden, en versocht in het Latijn van de selve protectie voor sijn huysgesinde, het welke hem een van de selve toeseyde met dese woorden: Bene est, Domine tibi non fiet male: het is wel Domine u sal geen quaat geschieden; ubi est uxor tua, waar is uw vrou; veniat hic laatse hier komen, maar de vrouwe was het ondertusschen door het water met de kinderen en de meyt na Noordeloos ontkomen; en de Predicant menende mede weg te geraken, wierd vast gehouden van een Monsiuer Labatisse, Capiteyn onder het regiment van den Grave de Sault. Dese evenwel, wyl eenige de kerk en andere huysen benedens Dams, met stroo in den brant wilden steken, heeft op het versoeck van den Predikant soodanige ordre gestelt, met behulp van een onroomsch Capiteyn, korts daeraan binnen Vianen overleden, dat sulks niet geschiedde; staande dese met het rapier in de vuyst voor de kerk-deur: in voegen de kerk met de andere huysen beneden Dams behouden gebleven zijn.

Hierop wierd aanstonds de trommel geroert, de Fransche mars geslagen; en alsoo geraaktense aan het marcheren. Het huys van den Chirurgijn of Heelmeester in Ameide, meester Michiel Ouman genoemt, wierd met vuurballen en slaan op de deur vermeestert. Sijn vrou had een silveren ooryser van haar hooft afgetrokken, en elders in een hoek geworpen, soo dat het haar selver vergeten was, en hen de plaats niet konde aanwijsen, wanneer de plonderaers ook dat van haar begeerden; waarop sy haar met brandende stroowissen en anderszins soodanig hebben gebrant en geblakert, dat sy het korts daaraan bestorven is. Ondertusschen lag de Chirurgijn op sijn bedde aan de podegra: en hy sijn siekte vergetende, geraakte van sijn bedde in den kelder; werpende een sakje met gelt, met een toutje aan een houtje vastgemaakt uyt het venster in het water, om het selve te beter, gelijk weynig na hun vertrek geschiedde, weder te konen vinden. De Franschen staken met hunne degens in de kelder, en deur het beddestroo, daar in het Soentje van den Barbier beneffens een van Bamphields soldaten (om soo te seggen) gekroopen lagen; maar geraakten t’ allen geluk niemant.

Een vrouwe naast de deur Annetje van der Kroes, in dit huys komende om sich te bergen, vand daar het grootste jammer, alsoose onder de voeten geworpen, te barsten getrapt, en korts daaraan gestorven is. Het huys van Boudewijn van der Pijl, geraakte door de granaten in de brant; gevende de gepekte schuur een schrikkelijke vlam van sich.

De Predicant noch gevangen, siende een jong gebooren kint, dat hy weynig dagen tevooren gedoopt hadde, in een houte wiege dicht bij de brandende schuur leggen, daar van de ouders door de verbaestheyt gevlucht waren, sonder het selve te konnen meenemen; en vreesende dat het selve levende sou komen te verbranden, versocht met schreyende oogen het selve kint te mogen wech nemen. Maar de Franschen, geen gevoelen van eenige saak hebbende, sloegen het selve in de wint; tot dat evenwel een van henlieden het kint wech nam, en met sich na Uytrecht genoomen heeft: daar het misschien alsnoch opgevoed word.

De huysen onder den Sluysendijk, wierden in het wederkeeren, d’een voor en d’ander na met brandende stroo, of met opgeblasene lonten in het bedde-stroo in brant gestoken. Men ging in de Schants over de brugge, die niet eens opgehaalt was geweest, om den vyant te keeren, voorby de plaats daar de lantaerne op de borstweering had gestaan, op dat de vyanden te beter mochten sien. Men vand daar verscheyde dooden, onder anderen het lichaam van dien braven Capiteyn Swansbel, die geen quartier begeert, maar sich tot der dood toe geweert had. Capiteyn Labatisse, die de eerste over de palissaden in de Schants gekomen was, en een stuk van het achter eynde van sijn rechter hantschoen door een koegel wech geschooren was, klom met den gevangen Predicant (vermits de engte van het klinket) over beyde de ryen palissaden heen. Ondertusschen schooten Capiteyn Jacob Hoek uyt de Snaau (de Faam) genoemt, en Capiteyn N. Meesters uyt den Uytlegger, leggende op de Lek, omtrent den Steenoven, soo geweldig in en over het werk, dat men niet wist waar men sich bergen soude. Dus komense beneden Dijks. In de eerste rye palissaden bleef een Fransch soldaat boven aan het scherp eynde achter in den bant van sijn broeck hangen: daar hy soo lange hangen bleef, tot dat hy ten laatsten doot geschooten wierd. Die overdag (denkende niemant dat sijn bundel so versien was, en elk hem daarom latende hangen) van een boerejongen los gemaakt wierd, die vier goude pistoletten uyt sijn sak haalde.

Op Achthoven, omtrent de herberge van den Nobelen Baas, wierd hunnen hoochgeachten Castelno door een jongen uyt de schants in sijn schouder geschooten: dat hem seer speet, soo hy seyde; waardoor hy, onder veel gefoeter, en gedurig roepen van Jesu Maria, en mon Dieu, op een boerewagen na Uytrecht gevoert, na enige dagen overleden, en met seer groote statie begraven is.

Wanneer nu de Predicant aldus met de rest voort geraakte, vraagde de Grave de Sault, haren Generaal, sittende te paerde met een swarte fulpe muts en gouden quast daar op, wie den gevangene was? Capiteyn Labatisse antwoorde eerbiedelijk, le Ministre du village Boule- je, den Predicant van de brandende plaats gaf tot antwoord, Possibile, Do[minus] oportet aufugere non exspectare hostes. Labatisse gaf den Predicant sijn snaphaan te dragen: vragende meermalen, neffens andere Officieren, hoe de brandende Plaats en veroverde Post wierde genoemt, hoe veel volk daar in was, hoe wijt Gornichem en Schoonhoven van daar gelegen was? spottende met die van binnen, datse door het tromslaan sulk geraas maakte; dat Bamphield een pultion was; hy was te vroeg deur gegaan; sy hadden hem niet eens in het werk gesien.

Aldus is de Predicant eerst na Uytrecht, en van daar na Amersfoort gevoert, alwaar in sijn gevankenis seker Franciscaner Monnik by hem quam: die vraagde, of hy ook, doen hy gevangen wierd, in de wapenen was geweest? en verstaande van neen, bood sijnen dienst aan, om by Luxemburg te gaan, om hem voor een kleyntje te doen lossen; gelijk hy des anderen daags dede: brengende antwoord terugge, datse hem niet aanmerkten als een Predicant, maar als een wiens leven sy hadden beschermt, en op wiens voorspraak sy sijn huys, kerk en gansche buurte gespaart hadden; waarom niet hy, maar de gantsche gemeente sijn los-gelt behoorde te betalen.

Eyndelijk is de Heer gelost, en weder tot Ameyde geraakt: alwaar hy doen op die post den Luytenant Luchtenberg vand te commanderen, vijfenveertig huysen af-gebrant, en achtien buyten het Dorp of Stedeken. Levende waren verbrant Annetje Hendriks, bedaagde dochter, Haasje Flooris, getroude vrou: Klaas de Lichtvoet, leggende siek te bedde, en een onbekent kint: mede is verbrant het doode lichaam van een vrou, die beneffens een soldate-vrou onder een gevallen gevel verplettert zijn. Een burger Abraham van Asperen, en Willem Jansz van Hindhoven zijn wredelijk vermoort. De andere moetwillen en schenderijen zijn ordinair geweest, en niet gevoeglijk uyt-tedrukken: het is genoech te seggen dat het Fransche overwinners zijn geweest. Siet verder aangaande dese saak een brief van den heer Wirts.

LEGENDA

(1) Maarschalk Luxembourg, François Henri de Montmorency-Bouteville Wikipedia
Wikipedia: Luxembourg was lang en tanig. Volgens tijdgenoten zou hij een pact hebben gesloten met de duivel. Willem III moet van hem gezegd hebben "ik kan maar nooit die vervloekte bochelaar verslaan" en hij moet gezegd hebben: "Hoe weet hij dat ik een bult heb? Hij heeft mijn rug nog nooit gezien!"

(2) François de Bonne, Comte de Sault, Duc de Lesdiguires (1600–1677), governor and lieutenant-general of Dauphin, took the name and arms of Bonne, and was the eldest son of Charles I de Blanchefort. Wikipedia

(3) Joseph Bampfield (ook geschreven: Bamfield) was een Engelse Colonnel een vrij markante figuur, een charmeur die een in Engeland beroemde affaire had, en van het hof was verbannen.

(4) zie: 1672 - Een nieuw type infanterist
ook ons Ministerie van Defensie draagt een stuk uit de puzzel bij.

(5) veldmaarschalk Paulus Wirtz (ook geschreven: Wurtz, Würz) Wikipedia
Slag bij Tolhuis
Begravenis

(6) Michel, marquis of Castelnau and de la Morissière liet een vrouw met 3 kinderen na.
Hij was het 2e kind van Jacques de Castelnau-Bochetel (1620-1658), marquis de Castelnau en Maréchal de France, begraven in het Pantheon

(7) In 1672 patrouilleerden Uytleggers op de Zuiderzee en rivieren.

oen in 1672 de Republiek in oorlog kwam met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen, verschansten troepen uit Keulen en Munster zich aan de Zuiderzeekust van Overijssel en Gelderland om Holland aan te vallen. Kleine fluiten, tjalken, boeiers en smakken werden uitgerust met geschut en soldaten. Deze schepen, de zogenoemde ’Uytlegger’ patrouilleerden op de Zuiderzee en de rivieren. Ook lagen ze voor anker om strategische posities met geschut tegen de vijand te beveiligen. Aan boord bevonden zich ca. 15 tot 25 soldaten en 4 kanons. Een speciaal aangepast type kleine fluit, de "boot" een kleine zwaarbewapende fluit die was aangepast om te dienen voor patrouille op de Zuiderzee en de wadden. De boot had een lengte/breedte verhouding van ca 85:20 voet en was voorzien van een doorlopend dek. Het had betere vaareigenschappen dan een boeier of een galjoot. Hij was sneller, koersvaster en de kleine zeilen waren makkelijk te hanteren.
Scheepstypen

In de literatuur -bijna een eeuw later- komen we weer een uitlegger tegen, fregat "de Faam" met 16 stuks kanonnen, bemand met 80 koppen en een uitlegger, een snaauw "de Meeuw" met 14 stuks kanonnen en enige draaybassen, bemand met 60 koppen. Nu voor beveiliging der Zeegaten. Teruggevonden boodschappenlijstjes: bemanning at hutspot met schapenbout en dronk daarbij bier.

(8) Wapens

snaphaan en granaat

morgenster

diverse halve-pieken

Naar boven.

links
Historische Vereniging Ameide en Tienhoven - 1672
Drs.R.Fruin - De oorlog van 1672
Historisch Niewsblad