Voormalige molencomplex bij het buurtschap Sluis van Ameide

Eens was het gebied van de Vijfherenlanden rijk aan poldermolens. De Vijfherenlanden beschikte voor de waterafvoer over een boezem de Oude Zederik waarover overtollig water bij het buurtschap Sluis doormiddel van een molencomplex op de Lek werd geloosd. Dit complex bij Sluis heeft een bemaling via twee hoge boezems gekend. De ene boezem was buitendijks gesitueerd waarbij via een sluis van de Oude Zederik aangevoerd water werd bemalen met vijf bovenmolens. De andere boezem bevond zich binnendijks in de polder en omvatte acht boezemmolens waarbij water via een andere sluis op de Lek werd afgevoerd. In Sluis stond binnendijks ook nog een koren molen. Het panorama over de molens bij het Sluis moet een indrukwekkend beeld hebben opgeleverd, dat niet onderdeed voor het beroemde molencomplex te Kinderdijk.

Ontstaansgeschiedenis

n de vroege historie bestond de polder uit veenmoerassen. De veenmoerassen werden tussen de 10e eeuw en de 13e eeuw ontgonnen. Er werden watergangen en wegen aangelegd om het gebied te ontsluiten te ontwateren. Om de polder tegen wateroverlast te beschermen werden er kaden langs de rivieren aangelegd.
veenmoeras.jpg
Veenmoerassen tussen de 10e en 13e eeuw

Aanvankelijk was het voldoende het water uit de polder doormiddel van een uitwateringssluis bij eb op de rivier te lozen.

Voorzover men niet kon lozen op de grote rivieren werd gebruik gemaakt van de kleinere rivieren als boezem voor de afvloeiing van het overtollige water zoals de Zederik. Dit veen riviertje stroomde van Vianen naar Arkel waar het uitmondde in de Linge. Aangezien de Linge ook het water van de polders in de Betuwe moest afvoeren naar de Merwede bij Gorinchem, liep de afvloeiing van het boezemwater niet altijd naar wens.

Om de waterafvoer te verbeteren werd er in 1370 besloten tot het graven van een watergang vanuit de Zederik te Meerkerk naar de Lek bij Sluis. Deze watergang werd de Oude Zederik genoemd. Na 3 jaar was hij voltooid en op 28 oktober 1373 verleende de hertog Albrecht van Beieren toestemming om de Lekdijk bij Ameide te doorgraven en er een sluis te maken. Het buurtschap dat bij deze sluis ontstond werd Sluis genoemd en de watergang door de uiterwaarden naar de Lek, het Sluise Gat.
Door de stijging van de rivierwaterstand en de inklinking van het land nam de wateroverlast voortdurend toe. De afwatering van de polders die op de Zederik loosden werd gewijzigd. Moest het water voorheen op natuurlijke wijze op de boezem afvloeien, omstreeks 1461 verschenen de eerste windwatermolens langs de Zederik. Het aantal nam toe, mede door toetreding van nieuwe polders tot de boezemgemeenschap. De vrije lozing op het buitenwater van de Zederik boezem verliep steeds moeilijker door verdere stijging van het rivierpeil en inklinking van de veenlaag in de polder ondergrond. Daarom liet men aan de uitmonding van de boezem bij Sluis in 1566 een zestal achtkantige watermolens bouwen. Via een aparte sluis, oostelijk gelegen van de reeds bestaande voor vrije uitwatering, kregen deze buitendijkse molens het boezem water aangevoerd. Op 21 februari 1635 ging de dichtst bij de Lek staande molen door ijsgang verloren. Deze molen werd niet meer herbouwd.
De overige vijf molens deden dienst tot het jaar 1672.

1672: een stukje Hollandse historie

alverwege de 17e eeuw was Nederland een Republiek van vrije Hollanders, een van de grootste zeevarende naties ter wereld, en omringd door monarchieën. In het rampjaar 1672 verklaarden Frankrijk, Engeland en de Duitse vorstendommen Munster en Keulen de oorlog aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De Franse zonnekoning Lodewijk XIV wilde zijn invloed naar het noorden uitbreiden en rukte op.
Lodewijk_XIV.jpg
Lodewijk XIV (1638-1715)

Met een uitstekend toegerust leger van 120.000 man begon de Franse koning in de eerste helft van mei aan de opmars vanuit Sedan en Charleroi. In juni voegden de bisschoppen van Munster en Keulen, Barend van Galen en Maximiliaan van Beieren, zich bij onze vijanden. Het ging snel. Nadat de Franse legermacht bij Lobith over de Rijn was getrokken, werd reeds op 21 juni 1672 Utrecht ingenomen.

Nederland verdedigde zich met behulp van het water, de Hollandse Waterlinie. Het directe oorlogsplan liep vast tegen de Hollandse Waterlinie. De aanvankelijk snelle opmars verdronk in plassen en moerassen. Het bezette gebied, het rijkste platteland van West-Europa, werd op een ontzettende wijze geplunderd.

Het water werd onze bondgenoot. Voor het eerst functioneerde de Hollandse Waterlinie. Gorcum, Schoonhoven, Goejanverwellesluis, Nieuwerbrug en Muiden waren de verst vooruitgeschoven garnizoensplaatsen.

De waterlinie bevatte vele forten en verdedigingswerken, waaronder ook veel schansen (opgeworpen versterkte aarden wallen).
Naast de regimenten infanterie en cavalerie van het Staatse leger en burgermilities, werden ook Spaanse infanteristen en cavalerie-regimenten ingezet. De opmars van het Franse leger werd gestuit door de aangelegde Waterlinie, maar de chaos was compleet. Politiek gezien is het Hollandse volk verdeeld. Oranje aanhangers en republikeinen vechten om de macht. De republikein Johan de Witt is als raadpensionaris de machtigste man van de Republiek der Nederlanden, maar zijn tegenstanders proberen de onzekere, maar zeer ambitieuze jonge prins Willem III stadhouder te maken.

Willem III

Na de opmars van het sterke Franse leger, werd Willem III eerst opperbevelhebber voor een veldtocht benoemd, op 4 juli werd hij aangesteld als stadhouder kapitein en admiraal generaal van Holland, en op 8 juli als kapitein-generaal van de Unie.

De republikeinen moeten de oorlog met de Engelsen winnen.
Met een ingenieuze strategie weet De Ruyter op spectaculaire wijze de Engelse vloot te verpletteren.

Michiel de Ruyter
Door de overwinning van de slag bij Solebay op 7 juni 1672, waar admiraal Michiel de Ruyter de gezamenlijke vloot van de Engelsen en Fransen veel schade toe bracht, werd een landing vanuit zee voorkomen.

De slag bij Solebay op 7 juni 1672

Door de hegemonie die men op zee had verkregen,
kon de waterlinie versterkt worden met de matrozen en kanonnen van de oorlogsschepen.
Kleine fluiten, tjalken, boeiers en smakken werden van geschut en soldaten voorzien.
Deze met kanonnen en matrozen uitgeruste rivierboten werden uitleggers genoemd.

Overrompeling schans bij Sluis en plundering Ameide

Gebaseerd op de
Originele Berichten en Documenten
Drs J.P. Veerman Historische Vereniging Ameide en Tienhoven

meide lag met veel andere dorpen en steden in het grensgebied van de Hollandse Waterlinie en daarmee in het frontgebied.
Op 20 juni 1672 werd om de Fransen tegen te houden bij Sluis water binnen gelaten in de Vijfheerenlanden die deel uitmaakten van de waterlinie. Ook de Alblasserwaard werd onder water gezet.

De Lekdijk bij Sluis was een strategisch belangrijk punt.
Daarom werd voor de verdediging een schans gemaakt op de dijk achter de sluizen.


Schans bij Sluis
De schans bestond uit een retrenchement of afsnijding dwars over de dijk versterkt met een dubbele rij palissaden van ongeveer 2 meter hoogte waarachter een aarden wal was opgeworpen. De inundatie en de Lek boden aan weerszijden dekking.

voorbeeld van een schans - elders

De post werd bemand door het regiment van kolonel Joseph Bampfield. In november 1672 bestond de bezetting uit een ongeveer 300 soldaten en 14 officieren, zij verkeerden in matige staat door ziekte en slechte voeding.

Op zaterdag 26 november 1672 vertrokken uit Utrecht onder leiding van Francois Emile de Blanchefort de Bonne, graaf van Sault, 800 infantristen, 200 cavaleristen en 150 officieren, richting Ameide. Meer ruiters en dragonders afkomstig uit Culemborg voegden zich daarbij.
Als gids dienden 4 van de schans gedeserteerde soldaten, die de weg en de staat van het verdedigingswerk en de situatie ter plekke zeer goed kenden.

Een verraderlijke aanval

Het was zeer ongebruikelijk om snachts aan te vallen. In de nacht van zondag 27 november, het was vier uur en dus nog donker, overvielen de Fransen de post bij Sluis. In het duister konden zij het verdedigingswerk zeer dicht benaderen. De Fransen wierpen grote aantallen granaten over de schans naar de bezetting van de post. Er lagen twee uitleggers voor anker op de Lek, schepen met kanonnen aan boord. Door duisternis en de dichte toenadering van de Fransen tot de schans konden de schepen niet meer in aktie komen. Het huis van de sluiswachter werd in de brand gestoken. In het licht van het brandende huis overrompelden de Fransen de schans.
Kapitein Coenradt Swansbel sneuvelde bij de verdediging van de post bij Sluis. De verdedigers raakten in paniek en zochten een goed heenkomen. Kolonel Joseph Bampfield verschanste zich met dertig gewapende dragonders in Tienhoven. De Fransen trokken op naar Ameide.

In de nacht 27 november 1672 overvielen de Fransen Ameide
Ameide werd geplunderd en voor een deel afgebrand. De Franse militairen staken ook de molens in brand. Een molen brandde tot de grond toe af, de overige vier werden zwaar beschadigd en zeven jaar later geheel gesloopt.

Een beeld van de Franse tirannie, plundering en brandstichting.

De terugtocht verliep voor de Fransen minder voorspoedig.

De twee uitleggers op de Lek openden het vuur met hun geschut en bestookten de Fransen, waardoor betrekkelijk veel Franse militairen sneuvelden. De kanonnen schoten met schroot in plaats van met ijzeren kogels.

Bij de marine was dit gebruikelijk om de zeilen en tuigages van vijandelijk schepen aan flarden te schieten. Men gebruikte ook kogels die aan elkaar waren verbonden door een stuk ketting of ijzerdraad, om met meer zekerheid de masten van de vijandelijke schepen om te schieten. Als de vijand dan was "afgetuigd", en niet meer kon manoeuvreren, ging men op de massief ijzeren kanonskogels over.

De Franse aanval op Ameide werd opgemerkt vanaf de toren te Gorkum. Opperbevelhebber P. Wirts stuurde direct troepen naar Ameide.
Toen de troepen arriveerden waren de Fransen echter al weer weg.

In 1678 werd het vrede en de rust keerde weder

edurende enige jaren vertoonde de Lek een lage waterstand en de beperkte middelen van de verarmde bevolking liet het niet toe de molens weder op te bouwen. Door het graven van het Pannerdens Kanaal in de periode 1701-1707, waardoor meer water naar de Rijn en dus ook de Lek kon stromen, steeg het peil in de Lek opnieuw, met als gevolg veel wateroverlast in de polders.
Op 22 juli werd besloten vijf nieuwe boezemmolens te herbouwen. Op 4 september 1739 volgde de aanbesteding van de vijf achtkantige watermolens buitendijks bij Sluis. Het hele project was in het voorjaar 1740 gereed, zodat vanaf die tijd de Zederik polders weer werden bemalen door boezemmolens bij Sluis.


1740 Zicht op de buitendijkse molens en het sluise gat.

Kaart uit 1763
Toch bleek de ontwatering in de loop van de jaren niet voldoende.

n 1761 werd besloten de bestaande boezembemaling van vijf buitendijkse molens met een achttal uit te breiden. Buitendijks was hiervoor geen ruimte aanwezig, zodat de hoge boezem binnendijks moest komen. Hiertoe werd een zijarm gegraven aan de Oude Zederik. Het land tussen de zijarm en de Oude Zederik werd van een dijk voorzien om het te gebruiken als bergboezem. Aan de waterloop rondom de dijk werden de molens gebouwd. Op 25 maart 1763 vond de aanbesteding plaats van het graven van een uitwateringsvliet door de uiterwaarden van de Lek en de bouw van een sluis in de Lekdijk ten oosten van de uitwateringssluis van het buitendijks gemaal. De Zederik polders hadden nu de beschikking over 13 boezemmolens bij Sluis, welke het water afvoerden dat 23 poldermolens van de Zederik polders aanvoerden.

In Sluis stond ook een korenmolen op de Lekdijk die in 1715 is gebouwd.


De molen van de famillie Bor.

Deze molen werd in 1913 gekortwiekt en na een hevige brand in 1972 afgebroken.
De 13 boezemmolens in combinatie met de korenmolen van op de Lekdijk in Sluis en de in de omgeving staande poldermolens vormden een minstens even indrukwekkend molencomplex als we nu nog kennen te Kinderdijk. De schoonheid van het rivierenland rond Ameide was eveneens geroemd.

Buitendijkse molencomplex
Zicht op het buitendijkse molencomplex bij Sluis vanaf de andere rivier oever,
in het midden het sluise gat, rechts Ameide.

Zicht vanuit Sluis door "het Sluise gat" op Ameide en de Lek

Het einde van het molencomplex bij Sluis

In 1826 werd de Zederik van rijkswege verbreed en doorgetrokken tot in de Lek bij Vianen als onderdeel van de vaarweg van Amsterdam naar de Merwede. Bij Vianen werd hierin een schutsluis gebouwd. De boezem ontving bij het schutten extra water wat nadelig was voor het peil. Voor de uitwatering werd door het rijk een stoomgemaal te Arkel gebouwd.

De hoge verwachtingen van dit gemaal werden gedemonstreerd door het in 1826 genomen besluit de 5 buitendijkse boezemmolens bij Sluis buiten gebruik te stellen en de binnendijkse molens voor afbraak te verkopen. Ondanks vele protesten viel nog in 1828 het besluit over te gaan tot sloop van de resterende 5 buitendijkse molens. Daarmee verdween dit interessante molencomplex uit het landschap. Een van de sluizen voor vrije afwatering werd in 1762 afgedamd, de overige waarschijnlijk in 1826-1828. Die van het buitendijkse gemaal is later weer geopend, maar definitief gedicht bij de bouw van het stoomgemaal te Sluis.

Kaart uit 1932
Het sluise gat werd in deze periode vrijwel geheel met riet gevuld, met aan de kop tegen de dijk een loswal die mogelijkheid bood tot het afmeren van kleine schepen voor het laden van wilgentenen. Ook is een klein bebost stukje te zien op de kaart uit 1832 dat de lokale benaming Den Dakel droeg.

Stoomgemaal

Als gevolg van de bouw van een tweede sluis in het Merwedekanaal te Vianen was bij Sluis weer een boezemgemaal noodzakelijk.

In 1892 werd een stoomcentrifugaal gemaal met machinistenwoningen gebouwd. De uitmonding van het gemaal werd gevormd door 2 buizen welke het boezemwater in de kop van het sluise gat onder een natuurstenen kade uit loosden. Het stoomgemaal deed dienst tot 1946. Toen werd het overbodig door de ingebruikneming van het nieuwe gemaal in Hardinxveld.

Zicht op Sluis vanuit de kant van Lexmond, na de bocht.
Links het gemaal in het midden de korenmolen en rechts het dijkbewakinghuis.

Zicht op Sluis vanuit de kant van Ameide.
Links het dijkbewakinghuis en het gemaal en rechts de ontakelde korenmolen.

Sluiserwaard

Vanuit de bocht in Sluis zijn de omtrekken van het oude Sluise gat nog steeds herkenbaar als een uitgestrekte strook met wuivend riet, bossage en kreek, welke begint achter het voormalig dijkbewakinghuis, en eindigt in de Lek. Het is nu deel van de uiterwaard, de Sluiserwaard. Het dijkbewakingshuis was nog in gebruik tot 1958 door het Dijkcollege van het Hoogheemraadschap van de Vijfherenlanden.

Het Hoogheemraadschap van de Vijfheerenlanden werd in 1984 samengevoegd en opgenomen in het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en Vijfherenlanden dat gevestigd was in Gorinchem (Gorkum).


de Dijkgraaf en Heemraden in Gorkum.

Het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfherenlanden werd vervolgens samengevoegd met de andere hoogheemraadschappen langs de Lek en de Rijn tot een Waterschap Rivierenland te Tiel.

Terug in de geschiedenis: het ontstaan van de vijfheerenlanden

Floris V, graaf van Holland, is in vele opzichten belangrijk. Hij zet zijn stempel op de geschiedenis van Holland. Boeren krijgen moerassen die zij ontwateren en omtoveren in zeer vruchtbaar land. Ze graven sloten en bouwen dijken. Ook steeds meer verdedigingswerken komen er. De bevolking groeit en de economie bloeit. Dankbare boeren noemen Floris der Keerlen Gods. Onder leiding van de graaf worden gezamenlijk maatregelen genomen tegen de wateroverlast. De graaf benoemde een dijkgraaf en uit de lokale heren stelde hij een college samen van dertien heemraden en het Hoogheemraadschap Alblasserwaard wordt gevormd. De heemraden hadden zowel bevoegdheden op wetgevend als op bestuurlijk gebied. Dit resulteerde in de omdijking van een groot deel van de Alblasserwaard. De oostelijke bedijking vormde de grens met de "Vijfheerenlanden". De Vijfheerenlanden maakten een soortgelijke ontwikkeling door. De Vijfheerenlanden bestond in de dertiende eeuw uit vijf heerlijkheden onder de heren van Arkel, Ter Leede, Hagestein, Everdingen en Vianen. Onder leiding van de graaf nemen de heren in 1284 gezamenlijk maatregelen tegen de wateroverlast.

In 1284 wordt het Dijkcollege van het Hoogheemraadschap van de Vijfherenlanden met een Dijkgraaf en Heemraden gevormd.


Kaart van de Vijfheerenlanden uit de 16e eeuw

Herkomst van het wapen der vijfheerenlanden

Het wapen van het hoogheemraadschap van de Vijfheerenlanden heeft als blazoen:

"Een schild gevierendeeld, waarvan het eerste van zilver, beladen met twee gekervde en tegen gekervde dwarsbalken van rood; het tweede van zilver en beladen met drie zwarte zuylen geplaatst twee en een; het derde mede van zilver en beladen met twee roode dwarsbalken zijnde de eerste van boven en de tweede van onderen gekervd; het vierde deel van goud met drie zwarte streepen loopende van de boven regter tot de beneden linkerhoek; het schild beladen met een over het derde en vierde deel loopende punt van goud, waarop twee gekervde en tegengekervde dwarsbalken van rood. Het schild gedekt met eene kroon van goud van vijf bladeren en gehouden rechts door een leeuw van goud, getongd en genageld van keel en links door een knobbelzwaan van zilver, gebekt en getongd van keel, gepoot van sabel."

Het gebied de Vijfheerenlanden dankt zijn naam aan de 5 vijf heerlijkheden. Daarom is het schild in 5 delen verdeeld.

De zwaan heeft een lange historie. De oorsprong gaat terug op een sage waarbij rond 690 Jan van Arkel door een zwaan naar het stamland werd geleid. Jan van Arkel die uit Frankrijk gekomen, varend met zijn boot op de Alm, onder Almkerk, niet wist hoe hij verder moesten varen om in zijn erfgoed Arkel te komen. Maar zie een prachtige zwaan strijkt in het water voor hun boot neer, nijgt zijn prachtige hals, zwemt weg, komt weer terug en zwemt weer weg en blijft op afstand van de boot wachten, de kop naar de boot gericht als wilde hij zeggen volg me. Jan van Arkel begrijpt het signaal van de zwaan en geeft bevel de zwaan te volgen en zegt tegen zijn reisgezellen, waar deze zwaan aan land gaat, daar zal ik mijn nederzetting stichten. De zwaan zwom de Alm af, de Merwede over, de Linge op en ging in Arkel aan land. De legende die hierover bestaat heeft geen historische bewijzen. De werkelijke verklaring is dat het Arkelse Huis door huwelijk verwant was aan het Huis van Kleef. Mogelijk was de wenkende zwaan een vrouwelijke zwaan. Beide wapens werden gecombineerd en zo kwam de Kleefse zwaan bij het Arkelse wapen.

Het wapen van Ter Leede is een variant op het wapen van Arkel.

Huis van Kleef Huis van Arkel Wapen van Arkel Wapen van Ter Leede Wapen van Hagestein Wapen van Everdingen Wapen van Vianen

Voor hun verschillende bezittingen waren de heren leenmannen van de graaf van Holland, van de bisschop van Utrecht en van de hertogen van Gelre en Brabant.
Duidelijk is te zien dat in het wapen van de Vijfheerenlanden alle elementen vertegenwoordigd zijn.

Naar boven.